ECLI:NL:RBDHA:2020:6729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake IOAW-uitkering niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 6 mei 2019, waarin haar bezwaren tegen eerdere besluiten over haar IOAW-uitkering niet-ontvankelijk waren verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank moest beoordelen of het beroep tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, die begint op de dag na bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bestreden besluit op 6 mei 2019 bekendgemaakt, waardoor het beroepschrift vóór 18 juni 2019 ingediend had moeten worden.
Eiseres had haar beroepschrift op 20 juni 2019 ingediend, wat te laat was. In haar verklaring voor de termijnoverschrijding gaf eiseres aan dat zij te maken had met persoonlijke stress door de ziekte van haar zoons en dat zij geld wilde besparen voor een aanstaande verhuizing. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen reden vormden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiseres had niet onderbouwd dat haar omstandigheden haar hadden verhinderd om tijdig beroep in te stellen. Bovendien was het haar eigen keuze geweest om te wachten met het indienen van het beroepschrift.
Daarom kon de rechtbank niet overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van eiseres en verklaarde zij het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter C.J. Waterbolk en griffier W.M. Colpa, en werd openbaar uitgesproken, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.