In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen een disciplinaire straf die hem is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. De ambtenaar, werkzaam als [functie 1] bij [instantie 1], werd beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het maken van seksuele opmerkingen richting stagiaires. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de opgelegde straf niet kan standhouden, omdat het verweten plichtsverzuim onvoldoende vaststaat. De Raad stelt vast dat de verklaringen van de betrokken stagiaires, V en B, niet voldoende bewijs leveren voor de beschuldigingen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van de ambtenaar ongegrond had verklaard, en herroept het ontslagbesluit van 24 oktober 2018. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van de ambtenaar. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het onderzoek naar plichtsverzuim en de noodzaak van voldoende bewijs voor disciplinaire maatregelen.