Uitspraak
19 2652 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellant voor arbeid na een ziekmelding. Appellant, die als grondwerker werkte, meldde zich op 16 februari 2015 ziek. Na een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) beëindigde het Uwv zijn ZW-uitkering per 23 mei 2016, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen in andere functies. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die voornamelijk een herhaling waren van eerdere gronden, beoordeeld en onderschreef het oordeel van de rechtbank. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de medische situatie van appellant correct hadden beoordeeld. Appellant voerde aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met zijn PTSS-klachten en hoofdpijnklachten, maar de Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de rechtbank om het beroep van appellant ongegrond te verklaren werd daarmee bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.