ECLI:NL:CRVB:2021:2149

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
18/6531 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzoek om herziening wegens gebrek aan vertegenwoordiging

In deze zaak heeft appellante, die verblijft in een zorginstelling, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De echtgenoot en gemachtigde van appellante, [X], is op [datum] 2021 overleden. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft op 9 april 2021 een bewind ingesteld over alle goederen van appellante, waarbij [Y] en [Z] tot bewindvoerders zijn benoemd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de bewindvoerders appellante niet vertegenwoordigen in deze procedure en dat er geen opvolgend gemachtigde is aangesteld. Hierdoor is appellante niet in staat om haar belangen in deze procedure te waarderen.

De Raad heeft de bewindvoerders herhaaldelijk verzocht om aan te geven of zij toestemming geven voor het voortzetten van de beroepsprocedure, maar zij hebben geen toestemming verleend. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep en het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.

Uitspraak

18.6531 WLZ, 19/3560 WLZ, 20/653 WLZ, 20/1676 WLZ

Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 november 2018, 18/574 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 maart 2020, 18/412 WLZ, 18/444 WLZ, 18/5115 WLZ, 19/3518 WLZ, 19/3519 WLZ
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [X] hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
CAK heeft een verweerschrift en stukken ingediend. Op 31 december 2018 heeft CAK een nader besluit genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff. Het onderzoek ter zitting in de zaken 18/6531 WLZ, 19/3560 WLZ en 20/653 WLZ is geschorst om appellante in de gelegenheid te stellen te reageren op het besluit van 6 september 2019 dat CAK ter zitting heeft overgelegd.
Namens appellante heeft [X] gereageerd. Verder is verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:747.
CAK heeft op dit verzoek een reactie gegeven en [X] heeft namens appellante hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021. Namens appellante is niemand verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. In artikel 8:21, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde personen zelf in het geding kunnen optreden, indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht.
2. Appellante verblijft in een zorginstelling. De echtgenoot en gemachtigde van appellante, [X] , is op [datum] 2021 overleden.
3. Bij beschikking van 9 april 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan appellante vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand en [Y] en [Z] tot bewindvoerders benoemd. De Raad stelt vast dat het hier aan de orde zijnde valt onder dit bewind.
4. Niet gebleken is dat zich een opvolgend gemachtigde heeft gesteld, dat de bewindvoerders appellante in deze procedure vertegenwoordigen en dat appellante tot een redelijke waardering van haar belangen in staat kan worden geacht.
5. De Raad heeft de bewindvoerders van appellante meermalen verzocht aan te geven of zij appellante toestemming geven onderhavige beroepsprocedure voort te zetten. De bewindvoerders hebben geen toestemming gegeven.
6. Gelet op het vorenstaande zal het hoger beroep en het verzoek om herziening niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep en het verzoek om herziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) G.S.M. van Duinkerken