ECLI:NL:CRVB:2021:2149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzoek om herziening wegens gebrek aan vertegenwoordiging
In deze zaak heeft appellante, die verblijft in een zorginstelling, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De echtgenoot en gemachtigde van appellante, [X], is op [datum] 2021 overleden. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft op 9 april 2021 een bewind ingesteld over alle goederen van appellante, waarbij [Y] en [Z] tot bewindvoerders zijn benoemd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de bewindvoerders appellante niet vertegenwoordigen in deze procedure en dat er geen opvolgend gemachtigde is aangesteld. Hierdoor is appellante niet in staat om haar belangen in deze procedure te waarderen.
De Raad heeft de bewindvoerders herhaaldelijk verzocht om aan te geven of zij toestemming geven voor het voortzetten van de beroepsprocedure, maar zij hebben geen toestemming verleend. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep en het verzoek om herziening niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.