ECLI:NL:CRVB:2021:2125

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
19-2485 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in Wajong-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 25 april 2019 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had eerder, op 15 maart 2019, haar beroep ingetrokken, wat de rechtbank bevestigde. Hierdoor was de rechtbank niet langer bevoegd om uitspraak te doen in de zaak van appellante. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante geen voldoende procesbelang heeft bij haar hoger beroep. De vernietiging van de aangevallen uitspraak zou voor haar geen feitelijke betekenis hebben, aangezien de rechtsgevolgen van het bestreden besluit en het standpunt van het Uwv onverkort blijven gelden. Dit geldt ook voor toekomstige Wajong-aanvragen van appellante, die inmiddels een Wajong-uitkering is toegekend per 1 september 2020. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.

Uitspraak

19 2485 WAJONG

Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
25 april 2019, 18/1589 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. W. Volkers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021. Namens appellante is
mr. Volkers verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

1. Appellante, geboren [geboortedatum] 1994, heeft met een door het Uwv op 13 september 2017 ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Bij besluit van
12 oktober 2017 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat appellante nu geen arbeidsvermogen heeft maar deze situatie niet duurzaam is. Bij besluit van 6 april 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 oktober 2017 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, omdat zij het beroep tegen het bestreden besluit bij faxbericht van 15 maart 2019, nog vóór de zitting van de rechtbank op 1 april 2019, heeft ingetrokken en deze uitspraak daarom niet gedaan had mogen worden. Met het oog op toekomstige Wajong-beoordelingen wil appellante niet dat de aangevallen uitspraak deel blijft uitmaken van haar dossier. Daarnaast heeft appellante te kennen gegeven dat zij niet wil dat een oordeel van de rechtbank over de specifieke ziekte waar zij aan lijdt, openbaar wordt. Volgens appellante heeft een rechterlijke uitspraak een hogere status dan een besluit van het Uwv. Appellante wil voorkomen dat het Uwv in andere zaken naar de aangevallen uitspraak kan verwijzen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank heeft desgevraagd aan de Raad bevestigd dat zij de intrekking van het beroep op 15 maart 2019, dus voordat de aangevallen uitspraak werd gedaan, heeft ontvangen. Dat betekent dat de rechtbank niet langer bevoegd was in het beroep van appellante uitspraak te doen. Dit maakt echter nog niet dat appellante een voldoende procesbelang heeft bij haar hoger beroep.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:129) is pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een (hoger) beroepschrift met het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
4.3.
Appellante kan met het ingestelde hoger beroep bereiken dat de aangevallen uitspraak
– als onbevoegd gedaan – wordt vernietigd. Anders dan appellante stelt heeft een vernietiging van de aangevallen uitspraak voor haar geen feitelijke betekenis, aangezien de rechtsgevolgen van het bestreden besluit en het standpunt van het Uwv dat daaraan ten grondslag ligt, in dat geval onverkort blijven gelden. Voor toekomstige Wajong-aanvragen heeft een vernietiging van de aangevallen uitspraak evenmin feitelijke betekenis voor appellante. De duurzaamheidsprognose van het Uwv, die aan het bestreden besluit ten grondslag lag en die in de aangevallen uitspraak door de rechtbank is onderschreven, ziet uitsluitend op de datum in geding en mist feitelijke betekenis voor toekomstige Wajong-aanvragen van appellante. Daar komt bij dat aan appellante naar aanleiding van een nieuwe Wajong-aanvraag alsnog per
1 september 2020 een Wajong-uitkering is toegekend, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen inmiddels door het Uwv duurzaam wordt geacht. Voor zover appellante ten slotte feitelijke betekenis aanwezig acht in de mogelijke publicatie van de aangevallen uitspraak op rechtspraak.nl, is van belang dat een rechterlijke uitspraak bij publicatie geanonimiseerd wordt.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) M. Géron