ECLI:NL:CRVB:2021:206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot schadevergoeding in het kader van buitenlandbijdrage
Op 20 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schadevergoeding. De zaak betreft een verzoeker die stelt ten onrechte een buitenlandbijdrage te hebben betaald over de jaren 2007 tot en met 2011, en die als gevolg daarvan schade heeft geleden ter hoogte van € 3.994.836,60. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat de rechtbank Noord-Holland het verzoek tot schadevergoeding terecht heeft afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er onrechtmatige besluiten zijn genomen over de jaren in kwestie. Daarnaast heeft verzoeker niet kunnen aantonen dat hij ten onrechte en onverschuldigd een buitenlandbijdrage heeft betaald. De enkele stelling van verzoeker werd als onvoldoende beschouwd om zijn claims te onderbouwen. Bovendien werd het als onaannemelijk beschouwd dat verzoeker de gestelde schade in de opgevoerde omvang heeft geleden. De voorzieningenrechter bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. De mondelinge behandeling vond gedeeltelijk plaats via videobellen, waarbij verzoeker niet aanwezig was, maar het CAK vertegenwoordigd was door mr. J.M. Nijman. De beslissing is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.