In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de functiewaardering en indeling van de functie van appellante, werkzaam als senior audiobewerker bij de AIVD, binnen het Functiegebouw Rijk (FGR). De appellante had bezwaar gemaakt tegen de indeling van haar functie in salarisschaal 10, die volgens haar niet recht deed aan de werkzaamheden die zij verrichtte. De Raad oordeelt dat de minister de bezwaargronden van appellante tegen de functiewaardering niet correct heeft behandeld. De Raad stelt vast dat de indeling in het FGR niet kan worden vastgesteld zonder een goedgekeurde functiebeschrijving en dat de extra taken van appellante niet zijn meegenomen in de waardering. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de indeling in schaal 10 houdbaar was. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de minister, en draagt de minister op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de bezwaargronden van appellante voorgelegd moeten worden aan de Commissie voor Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF). Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.060,- bedragen.