Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.244,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1986, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van het oordeel dat appellant niet jonggehandicapt was op zijn achttiende verjaardag en dat hij over arbeidsvermogen beschikte. De Raad oordeelde dat appellant van 1 januari 2005 tot en met 30 oktober 2013 een doorlopend arbeidsverleden had en dat er geen bewijs was dat hij op enig moment duurzaam geen arbeidsvermogen had. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundigen, die stelden dat appellant in staat was om werkzaamheden te verrichten en dat er geen medische informatie was die de stelling van appellant ondersteunde dat hij niet beschikte over basale werknemersvaardigheden. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen, en dat de procedure van het Uwv niet zorgvuldig was voorbereid, maar dat dit geen invloed had op de uitkomst van de zaak. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.244,- bedroegen, en het griffierecht van € 170,-.