ECLI:NL:CRVB:2021:190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WIA en de geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar WIA-uitkering. Appellante, die sinds 2012 ziek is en eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, heeft in 2018 een herbeoordeling ondergaan. Het Uwv heeft vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was gedaald naar 31,14% en heeft haar WIA-uitkering per 28 juni 2018 beëindigd. Appellante betwistte de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies en de wijze van functieselectie, maar de Raad oordeelde dat de functieselectie correct was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies, waaronder die van samensteller kunststof en rubberproducten, passend waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellante geen recht meer had op een WIA-uitkering. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.136,- bedroegen, inclusief griffierechten.