ECLI:NL:CRVB:2021:187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA na toegenomen klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich had gemeld met toegenomen fysieke en psychische klachten. Appellante had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde in wezen een herhaling waren van wat zij eerder had aangevoerd. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 maart 2018 juist waren. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen.
De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.