ECLI:NL:CRVB:2021:1811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vrijstelling van betaling griffierecht in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek was gerelateerd aan een eerder hoger beroep dat zij had ingesteld, maar het griffierecht was niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat verzoekster op 19 november 2020 was geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 131,- en dat zij tot twee keer toe was gewezen op de noodzaak om dit bedrag binnen de gestelde termijnen te betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft verzoekster pas op 1 juni 2021 haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht ingediend, wat te laat was. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat verzoekster niet in verzuim was geweest en dat het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, met K.R. van Renswoude als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat een termijn van zes weken open voor verzet.