ECLI:NL:CRVB:2021:1745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag voor kind dat niet tot huishouden behoort en bewijsvoering onderhoudsbijdrage
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag voor de zoon van appellante, [A.], over het vierde kwartaal van 2018. Appellante ontving kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat [A.] niet langer tot haar huishouden behoort. Appellante diende aan te tonen dat zij in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het onderhoud van haar zoon, maar is hierin niet geslaagd. De Svb had eerder al besloten dat appellante geen recht had op kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2018, omdat zij niet kon aantonen dat zij de onderhoudsbijdrage van € 422,- had geleverd.
Appellante heeft verschillende bewijsstukken ingediend, waaronder bankafschriften en een betalingsbewijs, maar de Raad oordeelt dat deze niet voldoen aan de eisen voor bewijsvoering. Contante opnames kunnen niet als onderhoudsbijdragen worden aangemerkt, omdat het niet eenvoudig te controleren is of deze bedragen ten goede van het kind zijn gekomen. Het betalingsbewijs van 13 maart 2019 kan ook niet worden meegenomen, omdat het betrekking heeft op een andere periode.
Appellante heeft verder aangevoerd dat de Svb onduidelijk is geweest over de voorwaarden voor de onderhoudsbijdrage, maar de Raad oordeelt dat hier geen sprake van is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante niet aan de onderhoudsvoorwaarde heeft voldaan. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.