In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv over de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellante, die zich sinds 2010 ziek heeft gemeld vanwege rugklachten, heeft een operatie ondergaan en ontving een WIA-uitkering. Het Uwv heeft in een herbeoordeling de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,45%, wat appellante betwist. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op 26 juni 2020 heeft aangepast op basis van een deskundigenrapport. De Raad concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 juni 2016 op 47,67% moet worden vastgesteld. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellante. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.329,61 en heeft de Staat veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten.