Uitspraak
19.3414 PW
OVERWEGINGEN
artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld en het verstrekte voorschot teruggevorderd. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de afspraak van 5 juli 2018 en niet alle gevraagde bewijsstukken heeft overgelegd. Appellant diende afschriften van alle bankrekeningen in te leveren over de periode van 6 maart 2017 tot 24 april 2018. Van de bankrekening, eindigend op*133, heeft appellant alleen afschriften overgelegd over de periode van 29 januari 2018 tot
10 april 2018. De afschriften van bankrekening, eindigend met nummer 9407, ontbreken volledig.
31 december 2017 met daarop alle bestaande bankrekeningen van appellant. De bankrekening *407 staat in dit overzicht. Hieruit blijkt dat de bankrekening *407 ten tijde van de aanvraag al bestond. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet redelijkerwijs kon beschikken over de afschriften van bankrekening *407. Ook van de bankrekening *133 had appellant alle afschriften moeten inleveren. Dat een bankrekening opgeheven zou zijn door een te lange roodstand betekent nog niet dat appellant geen afschriften had kunnen overleggen van deze bankrekening. Bovendien heeft appellant ook over de opheffing van de bankrekening geen stukken overgelegd.
BESLISSING
B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2021.