ECLI:NL:CRVB:2021:1683

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
11 juli 2021
Zaaknummer
21/208 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW

In deze zaak heeft verzoekster, een weduwe uit Marokko, op 14 december 2020 verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 november 2020. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 28 mei 2021, waarbij partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die relevant zijn voor de herziening, zoals vereist onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eerdere uitspraak van de Raad, waarin het verzet van verzoekster tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard, blijft daarmee in stand. Verzoekster had eerder een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangen en verzocht nu om een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet, waarbij zij haar slechte financiële situatie aanhaalde. De Raad heeft echter geoordeeld dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Het verzoek om herziening is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier V.M. Candelaria, en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.

Uitspraak

21.208 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2020, 20/772 AOW-V
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 9 juli 2021
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft in een brief van 14 december 2020 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2020.
Het verzoek om herziening is behandeld op de zitting van 28 mei 2021. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 13 november 2020 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 18 juni 2020 ongegrond verklaard. In de uitspraak van de Raad van 18 juni 2020 heeft de Raad het door verzoekster ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2020, 19/3914, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het volledig verschuldigde griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn van vier weken is voldaan.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Verzoekster heeft verzocht haar zaak opnieuw te bekijken. Zij is weduwe en de Svb had aan haar een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet toegekend. Zij verzoekt om een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. Haar financiële situatie is slecht en zij heeft niet voldoende geld om haar familie te onderhouden. Ook stelt verzoekster dat zij het griffierecht al heeft betaald en zij vraagt haar een nieuwe nota te sturen om het griffierecht opnieuw te voldoen.
Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1615) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Verzoekster heeft geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb naar voren gebracht. Het verzoek om herziening moet dan ook worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2021.
(Getekend) J.C. Boeree
(Getekend) V.M. Candelaria

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par J.C. Boeree en présence de V.M. Candelaria en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 9 juillet 2021.