ECLI:NL:CRVB:2021:1679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake maatwerkvoorziening Begeleiding Individueel Speciaal
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het geschil betreft de beoordeling van een reeds verstreken periode met betrekking tot een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Appellante had een maatwerkvoorziening Begeleiding Individueel Speciaal in natura ontvangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Delft weigerde deze in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) te verstrekken. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat er belang is bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep vanwege een mogelijke toekomstige aanvraag om een pgb. De Raad heeft echter geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel nog van belang kan zijn voor een toekomstige aanvraag, gezien de reeds verstreken periode en de afwezigheid van nieuwe aanvragen of meldingen door appellante. Bovendien is er sprake van gewijzigde omstandigheden, zoals echtscheidingsperikelen en een uitwonende zoon die weer bij appellante woont.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.