Uitspraak
17.5193 ZW
OVERWEGINGEN
11 oktober 2016 geschikt te achten is voor de in het kader van de vorige EZWb in juli 2015 geselecteerde functie van medewerker intern transport. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 10 oktober 2016 de ZW-uitkering van appellante per 11 oktober 2016 beëindigd. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 januari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van
30 december 2016 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
mei 2017, een operatieverslag, informatie van haar pijnspecialist B.J.F. Liebrand en neurochirurg E.C. Lamers van 10 augustus 2016 en informatie van Het Rughuis, waaronder een intakeverslag en een behandelplan. Appellante heeft verder verzocht om veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente.
27 juni 2016 en rugklachten op basis van een kanaalstenose L4-L5 door combinatie van een mediane HNP, facetartrose en flavumhypertrofie. Op de datum in geding was de behandeling voor de psychische klachten door de GGZ Eindhoven afgesloten. Van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden is geen sprake bij appellante. Over de psychische klachten van appellante heeft de deskundige overwogen dat de in de FML opgenomen beperkingen in voldoende mate tegemoet komen aan de klachten van appellante. Ten aanzien van de nekklachten heeft de deskundige overwogen dat de FML aangepast dient te worden ten aanzien van de aspecten tillen en dragen. Appellante kan tot vijf kilogram tillen of dragen. De deskundige heeft appellante daarnaast beperkt geacht voor bovennormale hoofdbewegingen. De deskundige heeft ten aanzien van de rugklachten overwogen dat de neurologische problematiek aanleiding geeft appellante aanvullend beperkt te achten voor buigen. Er is geen aanleiding appellante meer beperkt te achten ten aanzien van duwen of trekken. Verder is er geen indicatie voor een urenbeperking. De deskundige heeft ten slotte geconcludeerd dat appellante ook met deze aanvullende beperkingen op 11 oktober 2016 geschikt is te achten voor de functie van medewerker intern transport.
14 mei 2021 onder verwijzing naar de bijgevoegde informatie van haar behandelaars heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om de conclusies van de deskundige niet te volgen. De forse rugklachten van appellante op de datum in geding zijn afdoende meegewogen. De deskundige beschikte voor haar beoordeling over de datum in geding over recente informatie van de pijnspecialist van 24 november 2016 en van de neurochirurg van 7 januari 2016. Er zijn geen aanknopingspunten dat deze informatie onvoldoende bij de beoordeling is betrokken. Gelet op het vorenstaande heeft het Uwv terecht appellante per 11 oktober 2016 weer geschikt geacht voor de functie van medewerker intern transport.
BESLISSING
H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2021.