ECLI:NL:CRVB:2021:1596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met ontvangen erfenis en re-integratietraject
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van bijstand aan een appellant die een erfenis had ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk vorderde een bedrag van € 6.860,96 terug, omdat de appellant in de periode waarin hij bijstand ontving, ook aanspraak had op een bedrag van € 17.595,- uit de nalatenschap van zijn oma. De appellant had in het kader van een re-integratietraject werkzaamheden verricht, maar zonder vergoeding. Hij stelde dat deze omstandigheden reden moesten zijn om van terugvordering af te zien of deze te matigen.
De Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de appellant arbeid had verricht in het kader van het re-integratietraject, geen reden vormde om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukte dat de terugvordering van bijstand niet in strijd was met het recht op bijstand dat de appellant in die maanden had. De verplichting tot terugvordering staat los van de werkzaamheden die in het kader van de re-integratie zijn verricht. De Raad verwees ook naar eerdere jurisprudentie, waarin werd bevestigd dat bijstandsuitkeringen niet gelijkgesteld kunnen worden met arbeidsbeloningen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Gelderland en oordeelde dat het college op zorgvuldige wijze had gehandeld. De gronden die in hoger beroep door de appellant werden aangevoerd, werden verworpen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten.