Uitspraak
20.1186 WMO15
14 februari 2020, 19/4808 (aangevallen uitspraak)
mr. W.M. van der Wielen en T. Verhake.
OVERWEGINGEN
1 januari 2019 tot 1 mei 2019, in de vorm van een pgb.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het procesbelang van appellante in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/1186 WMO15. Appellante, die bekend is met een verstandelijke beperking en chronische stemmingsklachten, had eerder maatwerkvoorzieningen ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein ongegrond verklaard, waarbij het college de bezwaren van appellante tegen eerdere besluiten over de maatwerkvoorzieningen had afgewezen.
De Raad heeft vastgesteld dat het geschil betrekking heeft op een reeds verstreken periode en dat er geen inhoudelijk oordeel meer van belang kan zijn voor toekomstige maatwerkvoorzieningen. Appellante had aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat zij recht had op meer uren ondersteuning. Echter, de Raad concludeert dat er geen procesbelang meer is, omdat de gezondheidssituatie van appellante inmiddels is verslechterd en zij een nieuwe aanvraag heeft ingediend. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellante geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat er geen veroordeling in de proceskosten plaatsvindt, aangezien het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.