In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die in Spanje woont. Appellant heeft in hoger beroep volhard in zijn standpunt dat hij langer dan aangenomen buiten Nederland heeft gewoond en daarom niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Raad oordeelt dat de tijdvakken van niet-verzekering, die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) zijn vastgesteld, ter toetsing voorliggen. De Svb heeft het bestreden besluit gebaseerd op de registratie in de Nederlandse bevolkingsregisters, maar heeft geen nader onderzoek gedaan naar de woonplaats van appellant. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet kan standhouden vanwege een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Appellant heeft ook betoogd dat hij AOW-rechten heeft opgebouwd omdat hij belastingplichtig is in Nederland, maar de Raad volgt hem hierin niet. De korting van 4% wegens schuldig nalatig verklaring over de jaren 1999 en 2000 blijft gehandhaafd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de tijdvakken van niet-verzekering en draagt de Svb op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak.