Uitspraak
19 3205 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan appellante op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet (PW). Appellante ontving sinds 12 oktober 2009 bijstand, maar na een heronderzoek door de gemeente Smallingerland werd haar bijstand opgeschort per 2 juni 2018, omdat zij verzuimde de gevraagde gegevens in te leveren. Uiteindelijk heeft het college de bijstand per 2 juni 2018 ingetrokken, wat in rechte vaststaat omdat appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit.
De Raad heeft in hoger beroep beoordeeld of appellante nog procesbelang had bij de beoordeling van de eerdere opschortingsbesluiten. De Raad concludeert dat, omdat de bijstand inmiddels is ingetrokken en dit besluit in rechte vaststaat, er voor appellante geen feitelijke betekenis meer is aan een beoordeling van de opschorting. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet tijdig indienen van benodigde gegevens door de aanvrager.