ECLI:NL:CRVB:2021:1534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdverklaring Raad en appelverbod in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellant die bij het college van burgemeester en wethouders van Maassluis een aanvraag had ingediend voor bijzondere bijstand voor therapeutisch zwemmen en een individuele inkomenstoeslag. Het college heeft de bijzondere bijstand toegekend, maar de aanvraag voor de inkomenstoeslag werd niet tijdig behandeld, wat de appellant als een weigering opvatte. Na een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door het college, heeft de rechtbank het beroep van de appellant kennelijk ongegrond verklaard.
De appellant heeft verzet aangetekend, maar de rechtbank heeft dit verzet ongegrond verklaard, omdat het college het primaire besluit niet had herroepen. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het college op 24 augustus 2018 aan alle bezwaren tegemoet was gekomen en dat de kosten voor rechtsbijstand vergoed moesten worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde gronden geen aanleiding geven om het appelverbod, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, buiten toepassing te laten. De Raad heeft vastgesteld dat er geen evidente schending van fundamentele rechtsbeginselen was en heeft zich daarom onbevoegd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de regels omtrent appelverboden in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder deze doorbroken kunnen worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.