ECLI:NL:CRVB:2021:1529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die zich op 19 september 2016 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een beoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat appellant belastbaar was, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld per 18 oktober 2017. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij een deskundige werd ingeschakeld om de medische situatie van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de medische rapporten van de verzekeringsarts in samenhang met zijn eigen bevindingen het standpunt van het Uwv konden dragen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, onder andere vanwege een vermeende taalbarrière. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was voor deze claim en dat de deskundige zorgvuldig had gewerkt.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door de verzekeringsarts. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en het Uwv, zonder veroordeling in proceskosten.