In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die sinds 11 november 2013 arbeidsongeschikt is door gewrichtsklachten. De Raad heeft vastgesteld dat de door het Uwv aangenomen beperkingen en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 februari 2016 correct zijn. De deskundige, die door de rechtbank was ingeschakeld, heeft geconcludeerd dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies geschikt zijn. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de FML had moeten aanpassen, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan 18 maanden langer heeft geduurd dan toegestaan en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan appellante. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante in hoger beroep toegewezen, tot een bedrag van € 267,-.