ECLI:NL:CRVB:2021:1521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering aan werkneemster na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan een werkneemster een IVA-uitkering toe te kennen. De werkneemster was na een auto-ongeval op 4 september 2013 uitgevallen voor haar werk als medewerkster algemene schoonmaak. Het Uwv had haar eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar beëindigde deze per 2 mei 2018 en stelde haar in aanmerking voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante, de werkgever, maakte bezwaar tegen deze beslissing, stellende dat de werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering.
De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de werkneemster niet duurzaam was. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep volgde de rechtbank in haar oordeel. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat er nog behandelmogelijkheden waren voor de werkneemster, wat een kans op verbetering van haar functionele mogelijkheden impliceert. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.