Uitspraak
20.3790 MAW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een defensieambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van € 6.000,- dat hij had ontvangen als tegemoetkoming in de verhuiskosten. De staatssecretaris van Defensie stelde dat de appellant ten onrechte dit bedrag had ontvangen, omdat hij onder de bepalingen van het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2007 (DBVZ-2007) viel, en dat er een verboden samenloop bestond tussen de aanspraken op grond van het Verplaatsingskostenbesluit Defensie (VKBD) en het DBVZ-2007. De Raad oordeelde dat de regelgever bewust had gekozen om een samenloop van deze regelingen uit te sluiten, en dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn betoog dat de toegekende vergoedingen niet op dezelfde soort kosten betrekking hadden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel van de appellant niet slaagde, omdat er geen toezeggingen waren gedaan die de appellant in zijn vertrouwen konden steunen. De uitspraak bevestigde dat de appellant geen recht had op de tegemoetkoming in de verhuiskosten op basis van het VKBD, omdat hij onder de DBZV-2007 viel.