ECLI:NL:CRVB:2021:1451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen en indicatie banenafspraak voor appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Indicatie banenafspraak aan appellante, die lijdt aan een depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis (PTSS). Appellante ontving een uitkering op grond van de Participatiewet en had een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak bij het Uwv. De Raad oordeelde dat appellante op het moment van beoordeling geen arbeidsvermogen had, maar dat dit niet duurzaam was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat appellante als arbeidsbeperkte moest worden aangemerkt, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de prognose van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat verbetering van haar medische situatie mogelijk was.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de Indicatie banenafspraak had toegekend. De verzekeringsarts had in zijn rapport van 5 maart 2018 voldoende gemotiveerd dat appellante, ondanks haar psychische klachten, mogelijkheden had om haar arbeidsvermogen te ontwikkelen. De Raad wees erop dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de prognose van de verzekeringsarts in twijfel trokken. De overwegingen van de rechtbank werden onderschreven, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.