ECLI:NL:CRVB:2021:1410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die zich per 2 oktober 2014 ziek had gemeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellante niet hadden onderschat en dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat zij niet geschikt was voor de functie van wikkelaar. Appellante had aangevoerd dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld en dat zij ernstige functionele beperkingen had. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had onderbouwd dat appellante op de datum in geding, 23 maart 2017, geschikt was voor de maatgevende arbeid. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor twijfel aan de medische geschiktheid van appellante voor de functies van wikkelaar. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.