ECLI:NL:CRVB:2021:1402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor Wajong-uitkering en de vraag naar bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1973, heeft een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de late aanvraag rechtvaardigen. De appellant heeft in 2011 met hulp van zijn zus een WIA-uitkering aangevraagd, en eerder ook bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. De rechtbank concludeert dat de appellant al in 2011 inzicht had in de ernst van zijn aandoening en de gevolgen daarvan voor zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn voor het aannemen van een bijzonder geval, en dat de aanvraag voor de Wajong-uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum. De Raad oordeelt dat de appellant niet in verzuim is geweest, maar dat er geen bijzondere medische omstandigheden zijn die de late aanvraag rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.