ECLI:NL:CRVB:2021:1398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en afwijzing WIA-aanvraag na hersteldverklaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die eerder een ZW-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van deze uitkering per 17 juli 2017 en de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. De rechtbank had de beroepen van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er voldoende medische grondslag was voor de beëindiging van de ZW-uitkering. Appellante had zich op 31 augustus 2015 ziekgemeld en ontving vanaf 30 november 2015 een ZW-uitkering. De Raad concludeerde dat appellante per 17 juli 2017 hersteld was en dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering, omdat de wachttijd niet was vervuld. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de medische situatie van appellante niet was verslechterd en dat de verzekeringsartsen geen aanleiding hadden gezien voor verdergaande beperkingen. De uitspraak bevestigde dat de beëindiging van de ZW-uitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht waren.