ECLI:NL:CRVB:2021:1389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
20/153 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kostendelersnorm in relatie tot de zelfstandigheid van de woonruimte van een AIO-aanvrager

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 16 december 2019. De appellante, die een AIO-aanvulling ontvangt, heeft verzocht om herziening van deze aanvulling op basis van de kostendelersnorm. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellante haar hoofdverblijf bij haar dochter heeft, die als kostendeler wordt beschouwd. De woonruimte van appellante, een kamer in de aanbouw van de woning van haar dochter, wordt door de Raad niet als zelfstandige woning gekwalificeerd, omdat essentiële voorzieningen zoals een woonkamer en keuken ontbreken.

De Raad oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om herziening terecht is. Appellante heeft niet aangetoond dat de Svb de kostendelersnorm niet had moeten toepassen, ondanks haar zorgbehoefte. De wetgever heeft ervoor gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die samenwonen met bloedverwanten in de eerste of tweede graad. Appellante heeft geen bewijs geleverd van extra zorgkosten of hoe deze zich verhouden tot haar persoonsgebonden budget (PGB). De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en wijst het hoger beroep af, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.153 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 december 2019, 19/4213 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 8 juni 2021
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: Y. Al-Qaq
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Namens appellante is verschenen mr. J.M.M. van Asten. Verder zijn verschenen [naam dochter], dochter van appellante, en de tolk M. Abdullahi. De Svb heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek om herziening van de AIO [1] -aanvulling terecht is.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar en gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante is aangewezen op langdurige zorg. Zij huurt voor € 400,- per maand een kamer in de woning van haar dochter en kleinkinderen. Haar dochter verzorgt haar en ontvang daarvoor inkomsten uit het PGB [2] van appellante. De woonruimte van appellante is in de aanbouw bij de woning en heeft een eigen toegang en een eigen badkamer met toilet. Appellante ontvangt een AIO-aanvulling, sinds 1 juli 2015 naar de kostendelersnorm.
Op 5 maart 2019 heeft appellante verzocht om aanpassing van de norm met ingang van 6 juli 2015. Volgens de Svb kan dat niet, omdat appellante haar hoofdverblijf heeft bij haar dochter, die daarom kostendeler is. De aanbouw die appellante bewoont kan niet als een zelfstandige woning worden gezien. Volgens appellante is dat wel zo.
Net als de rechtbank is ook de Raad van oordeel dat de woonruimte van appellante geen zelfstandige woning is. Een woonkamer en een keuken ontbreken namelijk. Dit zijn wezenlijke functies die een zelfstandige woning moet hebben. Ook als de bewoner zelf geen gebruik kan maken van de keuken.
Volgens appellante had de Svb de kostendelersnorm toch niet moeten toepassen, maar moeten afstemmen op haar omstandigheden, mogelijkheden en middelen. [3] Maar het feit dat appellante zorg nodig heeft en dat haar dochter die verleent, betekent niet dat de kostendelersnorm moet worden aangepast. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die een woning delen met een bloedverwant in de eerste of tweede graad en waarbij sprake is van een zorgbehoefte. [4] Appellante heeft de extra zorgkosten die zij heeft niet inzichtelijk gemaakt en ook niet hoe die zich verhouden tot haar PGB. Zij heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Svb ten onrechte niet heeft afgestemd.
Het hoger geroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y. Al-Qaq (getekend) J.N.A. Bootsma

Voetnoten

1.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen
2.Persoonsgebonden budget
3.Artikel 47c, eerste lid, van de Participatiewet
4.Zie bijvoorbeeld overweging 4.7 van de uitspraak van 17 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2159