ECLI:NL:CRVB:2021:1345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens niet-duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellante, geboren in 1997. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen, omdat appellante op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar deze situatie niet duurzaam werd geacht. De rechtbank Noord-Holland had eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was, en had het Uwv in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
In de vervolgprocedure heeft het Uwv aanvullende rapporten overgelegd, waarin werd gesteld dat appellante met adequate behandeling mogelijk verbetering zou kunnen ondervinden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat de psychische klachten van appellante niet per definitie tot een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen leiden. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat het Uwv niet verplicht was om de Wajong-uitkering toe te kennen.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat haar arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt en heeft zij informatie overgelegd waaruit zou blijken dat bij haar 'suspected MS' is vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het enkele vermoeden van MS onvoldoende is om te twijfelen aan de eerdere conclusies van het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten.