ECLI:NL:CRVB:2021:1307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 10 augustus 2015 ziek meldde met psychische klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 17 september 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij geschikt werd geacht voor diverse functies, ondanks dat hij niet meer in staat was om zijn oude werk als productiemedewerker uit te voeren. Appellant heeft in 2018 opnieuw ziek gemeld, maar het Uwv concludeerde dat hij per 1 september 2018 wederom geschikt was voor ten minste één van de geselecteerde functies. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische toestand was verslechterd en dat het Uwv zijn beperkingen niet goed had ingeschat. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van schending van het beginsel van equality of arms, aangezien appellant voldoende gelegenheid had gehad om medische informatie in te brengen. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant geschikt was voor de geselecteerde functies.