ECLI:NL:CRVB:2021:130
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld na ongeval en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant recht heeft op ziekengeld na een ongeval. Appellant, die als facilitair medewerker werkte, meldde zich op 2 juni 2011 ziek na een enkeltrauma. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant na afloop van de wachttijd geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft zich in de jaren daarna meerdere keren ziek gemeld, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij per 11 januari 2018 geen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medische onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan te nemen dat aspecten van de gezondheidstoestand van appellant waren gemist. In hoger beroep voerde appellant aan dat er nieuwe beperkingen waren vastgesteld door zijn huisarts en fysiotherapeut, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet nieuw was en al eerder was meegenomen in de beoordeling.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geschikt was voor de functies die hem waren voorgehouden. De overwegingen van de rechtbank werden onderschreven, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.