ECLI:NL:CRVB:2021:1274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag kinderbijslag wegens gebrek aan ingezetenschap in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De appellant, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, had op 8 januari 2019 een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor zijn twee dochters, die bij hun moeder in Marokko wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant op de peildatum van 1 januari 2019 niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de appellant geen duurzame band met Nederland had, aangezien hij sinds 2011 in Marokko woonde en pas in oktober 2018 tijdelijk naar Nederland was teruggekeerd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep onderschreef dit oordeel. De Raad benadrukte dat de intentie om zich in Nederland te vestigen niet voldoende is voor het aannemen van ingezetenschap, en dat de appellant op de peildatum niet beschikte over een duurzame woonruimte in Nederland. De uitspraak bevestigt dat de appellant geen recht had op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2019.