ECLI:NL:CRVB:2021:1188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 79,94% na een herbeoordeling, waarbij appellant meer arbeidsgeschikt werd geacht dan voorheen. De Raad toetste de besluitvorming van het Uwv aan de hand van het Korošec-arrest en concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Er was geen schending van het beginsel van equality of arms en de door de artsen vastgestelde urenbeperking werd als juist beoordeeld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde de beslissing van het Uwv, omdat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant en het maatmaninkomen correct was vastgesteld. De beroepsgronden van appellant, waaronder de onjuistheid van de referteperiode en de arbeidsdeskundigen, werden verworpen. De Raad oordeelde dat er geen volledige arbeidsongeschiktheid was op de datum in geding, en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.