ECLI:NL:CRVB:2021:118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van loopbaanpremie en voorwaarden voor arrangement C in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene om toekenning van arrangement C, zoals bedoeld in de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie. De minister van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, omdat betrokkene niet minimaal acht jaar onafgebroken in een substantieel bezwarende functie (SB-functie) werkzaam zou zijn geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat betrokkene wel aan deze voorwaarden voldeed en heeft de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen.
De Raad heeft in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat bij een onderbroken periode voor toekenning van arrangement C het moment van indiensttreding in de laatst vervulde SB-functie niet bepalend is. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene van 2 april 2007 tot 31 december 2015 aaneengesloten in een SB-functie heeft gewerkt, wat meer dan acht jaar is. De minister heeft vervolgens een nieuw besluit genomen waarin aan betrokkene een loopbaanpremie van € 2.435,51 bruto is toegekend, berekend over de periode van 21 september 2016 tot 1 november 2017.
De Raad heeft het hoger beroep van de minister ongegrond verklaard en bevestigd dat de minister op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 534,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.