ECLI:NL:CRVB:2018:1161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.T. van den Corput
- H. Benek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake hoogte loopbaanpremie voor ambtenaar in substantieel bezwarende functie
In deze zaak gaat het om de hoogte van de loopbaanpremie voor een ambtenaar die gedurende een lange periode werkzaam is geweest in een substantieel bezwarende functie (SB-functie). De betrokkene was van 5 april 2005 tot 1 september 2005 herplaatsingskandidaat en heeft in die periode, op aanwijzing van het bevoegde gezag, zijn werkzaamheden in de SB-functie voortgezet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de periode waarin de betrokkene als herplaatsingskandidaat was aangesteld, niet als onderbroken kan worden beschouwd voor de berekening van de loopbaanpremie. Dit geldt ook voor de periode van 31 december 2015 tot 1 mei 2016, waarin de betrokkene de status van verplicht Van Werk Naar Werk (VWNW)-kandidaat had, maar nog steeds in de SB-functie werkzaam was.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid had vernietigd en de betrokkene een loopbaanpremie van 150% van zijn jaarbezoldiging had toegekend. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke situatie bepalend is voor de toekenning van de loopbaanpremie en niet de formele aanstelling. De Raad stelt vast dat de restrictieve uitleg van de Tijdelijke regeling, zoals voorgestaan door de appellant, niet wordt ondersteund door de bewoordingen van de regeling of de toelichting daarop. De Raad bevestigt dat de betrokkene recht heeft op de loopbaanpremie van 150% en dat het incidenteel hoger beroep van de betrokkene vervalt, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het hoger beroep van de appellant.
De Raad veroordeelt de appellant in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.002,- voor verleende rechtsbijstand en legt een griffierecht van € 501,- op.