ECLI:NL:CRVB:2018:1160
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.T. van den Corput
- H. Benek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van de loopbaanpremie voor ambtenaar in substantieel bezwarende functie
In deze zaak gaat het om de hoogte van de loopbaanpremie voor een ambtenaar die werkzaam was in een substantieel bezwarende functie (SB-functie) bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Betrokkene was in de periode van 22 november 2004 tot 1 augustus 2005 herplaatsingskandidaat en bleef op aanwijzing van het bevoegde gezag werkzaam in een SB-functie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de periode voor de toepassing van artikel 8, derde lid, van de Tijdelijke regeling niet is onderbroken, wat betekent dat de loopbaanpremie niet alleen gebaseerd kan zijn op de formele aanstelling, maar ook op de feitelijke situatie waarin betrokkene zich bevond.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die eerder het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid had vernietigd en betrokkene een loopbaanpremie van 150% van de voor hem geldende jaarbezoldiging had toegekend. De rechtbank oordeelde dat het begrip 'indiensttreding' in de Tijdelijke regeling breder moet worden geïnterpreteerd dan alleen de formele aanstelling. Dit sluit aan bij het doel van de regeling, die gericht is op het stimuleren van de uitstroom uit SB-functies.
De Raad heeft het hoger beroep van de Minister ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak bevestigd. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn rechtsbijstand heeft moeten bekostigen. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 april 2018.