ECLI:NL:CRVB:2021:1167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
19/4569 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de herziening van haar arbeidsongeschiktheid. Appellante ontving sinds 2004 een WAO-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, werd haar arbeidsongeschiktheid per 15 april 2018 vastgesteld op 25 tot 35%. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde het besluit. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde in een tussenuitspraak dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het besluit te betwijfelen. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende informatie hadden verzameld om tot hun conclusies te komen. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die aanleiding gaven om aan de eerdere conclusies te twijfelen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 62,26% en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

19 4569 WAO

Datum uitspraak: 12 mei 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2019, 18/4044-T (hierna: aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2019, 18/4044 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.D. van Tellingen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift met een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 31 maart 2021. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Tellingen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Steenwijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) die sinds 8 maart 2004 was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2.
In het kader van een herbeoordeling heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Een verzekeringsarts heeft appellante op het spreekuur van 16 november 2017 lichamelijk en psychisch onderzocht. Deze arts heeft geconcludeerd dat appellante uit medische informatie en eerdere WAO-beoordelingen bekend is met fibromyalgie, somatoforme stoornis (hyperventilatie, collapsen) astma en psychische klachten. Ten opzichte van de voorgaande WAO-beoordeling, wordt de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op enkele punten aangepast vanwege persoonlijk risico vanwege valrisico en beroepsvervoer en bepaalde allergieën. De beperkingen zijn vastgelegd in een FML van 13 februari 2018. Nadat een arbeidsdeskundige met de FML voor appellante passende functies heeft geselecteerd, heeft het Uwv bij besluit van 14 februari 2018 de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 april 2018 vastgesteld op 25 tot 35%.
1.3.
Appellante heeft tegen het besluit van 14 februari 2018 bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid onderschreven. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend een urenbeperking noodzakelijk geacht vanwege de slaapproblemen en de vastgestelde psychiatrische problematiek. Deze aanvullende beperkingen zijn neergelegd in een FML van 21 augustus 2018. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft binnen de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies bekeken of de functies voldoen aan de gewijzigde FML. Op basis van de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en samensteller elektrotechnische apparatuur, wikkelaar (SBC-code 267050) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld op 62,26%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 27 september 2018 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Met ingang van 15 april 2018 wordt de WAO-uitkering van appellante herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
2.1.1.
Bij tussenuitspraak van 2 juli 2019 heeft de rechtbank geoordeeld geen aanleiding te zien voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Appellante is onderzocht door de verzekeringsarts. De enkele omstandigheid dat een lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase achterwege is gebleven, betekent niet dat de besluitvorming onzorgvuldig moet worden geacht. Noch is onzorgvuldig dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de behandeling niet heeft afgewacht of niet meer informatie heeft opgevraagd. Evenmin heeft de rechtbank aanleiding gezien de medische beoordeling onjuist te achten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie gewogen, waaronder de informatie van PsyQ en ook dat appellante op 21 augustus 2018 is geopereerd. Dit leidt niet tot verdergaande beperkingen, omdat de beoordeling ziet op 15 april 2018. De rechtbank heeft in wat appellante heeft aangevoerd en aan informatie heeft overgelegd geen aanleiding gezien te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2.1.2.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft de rechtbank overwogen dat appellante beperkt is geacht op item 3:6, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep als toelichting heeft opgenomen “niet in stof, rook, gassen, dampen”. De arbeidskundig analist heeft bij de functie van productiemedewerker industrie de volgende toelichting gegeven: “
Soldeerdamp. Er is luchtafzuiging op de werkplek, maar dat vangt niet alles weg. Men kan hele dagen met solderen bezig zijn”. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de signalering op dit item akkoord bevonden met de volgende motivering: “
De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat cliënt niet in stof, rook, gassen of dampen dient te werken. In deze functie wordt gesoldeerd echter op de werkplek is adequate luchtafzuiging aanwezig die voldoet aan de Arbonormen. Geen knelpunt op dit item’.
2.1.3.
De rechtbank is in de tussenuitspraak van oordeel dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geschikt is vanwege de overschrijding op item 3.6.1. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit de arbeidskundige rapporten niet blijkt in hoeverre de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, dat er adequate luchtafzuiging aanwezig is, strookt met de toelichting van de arbeidskundig analist dat de luchtafzuiging niet alles weg vangt. Dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierover overleg heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat de functie akkoord is bevonden, blijkt niet uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 augustus 2018. Op dit punt berust het bestreden besluit dus niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
2.2.
Het Uwv heeft met rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat het feit dat de afzuiging niet altijd 100% van de soldeerdamp wegzuigt, consistent is met het gegeven dat de arbeidskundig analist dit item als kenmerkend heeft beoordeeld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de aanvullende toelichtingen van de arbeidskundig analist geraadpleegd. Hieruit blijkt dat als er al sporen van soldeerdamp buiten de afzuiging treden, het om zeer minimale hoeveelheden soldeerdamp gaat. De blootstelling is dermate gering dat er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen knelpunt ontstaat.
2.3.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, met veroordeling van het Uwv in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is terug te komen op wat in de tussenuitspraak over de medische grondslag is overwogen en beslist. De rechtbank heeft het Uwv in de nadere arbeidskundige motivering van 11 juli 2019 gevolgd. Dat, zoals appellante heeft aangevoerd, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de werkplek niet zelf heeft onderzocht, maakt niet dat de motivering onvoldoende is. Met het nadere rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de aanvullende toelichtingen van de arbeidskundig analist, is er geen medische redenen om de functie vanwege item 3.6.1, niet geschikt te achten. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder het gebrek heeft hersteld.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep nogmaals aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. In de bezwaarfase had de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader lichamelijk onderzoek moeten doen, juist omdat appellante had aangegeven dat haar lichamelijke klachten waren toegenomen en dat zij op 21 augustus 2018 geopereerd zou worden. Bovendien kunnen de lichamelijke klachten niet los gezien worden van de psychische klachten. Ook de ernst van de psychische klachten is alleen maar toegenomen. De problematiek werd door Indigo GGZ zwaar ingeschat, op grond waarvan appellante is verwezen naar de specialistische GGZ PsyQ. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst wel op de informatie van PsyQ van 25 april 2018 en de brief van de GZ-psycholoog van 20 augustus 2018, maar heeft zelf geen aanvullende informatie opgevraagd. Verder is de geschiktheid van de functie productiemedewerker industrie nog steeds onvoldoende gemotiveerd, waardoor de arbeidskundige grondslag een deugdelijke motivering ontbeert. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft nagelaten zelfstandig onderzoek te doen naar de werking van de luchtafzuiging en heeft geen meting van de soldeerdampen verricht. De arbeidskundig analist heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de belasting van de rook in de functie. Dit klemt temeer, omdat appellante zeer gevoelig is voor vrijkomende stoffen.
3.2.
Het Uwv heeft een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd en heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht met ingang van 15 april 2018 (datum in geding) heeft herzien en vastgesteld op 55 tot 65%.
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, een anamnese afgenomen en zowel psychisch als lichamelijk onderzoek verricht. Na dit onderzoek heeft de verzekeringsarts nadere informatie opgevraagd bij de huisarts over de psychische klachten van appellante als ook bij de longarts over de actuele longstatus. Na ontvangst van deze informatie, heeft deze arts nader gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met het bestuderen van het dossier en het bijwonen van de hoorzitting de bevindingen van de verzekeringsarts heroverwogen en aanvullende beperkingen aangenomen. Dat in bezwaar geen lichamelijk onderzoek is verricht, maakt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig [1] moet worden geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 21 augustus 2018 gemotiveerd uiteengezet waarom van een lichamelijk onderzoek is afgezien. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in aanmerking genomen dat de psychische problematiek op de voorgrond staat en dat er informatie van de behandelaars in het dossier aanwezig was met betrekking tot de datum in geding als ook van na die datum. Uitgaande van de datum in geding van 15 april 2018 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naast de psychische klachten, alle lichamelijke klachten met de relevante medische informatie van de behandelend sector besproken. Hiermee is er geen reden om aan te nemen dat aspecten van de gezondheidssituatie van appellante ten tijde van de datum in geding zijn gemist doordat geen lichamelijk onderzoek is gedaan.
4.3.
De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Vanwege de klachten als gevolg van fibromyalgie met pijnklachten in de nek, armen, benen en rug is appellante volgens de verzekeringsartsen aangewezen op niet zwaar belastend werk met enige houdingswisseling. Door de psychische klachten moet het werk niet sterk stresserend zijn en door de klachten van astma moet het werk plaatsvinden in een voor de luchtwegen adequate omgeving. In alle rubrieken van de FML zijn daartoe uitgebreide psychische en lichamelijke beperkingen vastgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 augustus 2018 gemotiveerd uiteengezet dat bij appellante geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er op gewezen dat in bezwaar informatie van 20 augustus 2018 was opgevraagd bij de GZpsycholoog van PsyQ die overeenkwam met de al in het dossier aanwezige informatie van 25 april 2018 van de GZ-psycholoog van PsyQ. Gelet hierop was er geen reden om nog nadere informatie bij de behandelend sector op te vragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de slaapproblemen en psychische problematiek wel aanleiding gezien om een urenbeperking toe te voegen waardoor recuperatiemogelijkheden gecreëerd worden. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die aanleiding geven om te twijfelen aan de gemotiveerde beschouwingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.4.
Appellante wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dan wel de arbeidskundig analist onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar de luchtafzuiging dan wel de belasting van de rook in de uitoefening van de functie. Volgens vaste rechtspraak van de Raad [2] is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de Raad [3] , dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. In dat geval kan onder toepassing van artikel 8:45 van de Awb van het Uwv worden verlangd dat het door overlegging van de betreffende gegevens verificatie daarvan mogelijk maakt [4] . De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de bezwaarfase en in de beroepsfase naar aanleiding van de tussenuitspraak als ook in hoger beroep, nader gerapporteerd. Met de rechtbank wordt overwogen dat de arbeidsdeskundige, na aanvullende toelichting van de arbeidskundig analist, voldoende uiteen heeft gezet dat in de functie sprake is van gerichte afzuiging aan de bron waardoor damp adequaat wordt afgezogen. Omdat het solderen niet plaatsvindt in een gescheiden omgeving van de medewerker, is niet uit te sluiten dat sporen van soldeerdamp buiten de afzuiging treden. Dit betreft zeer minimale aanwezigheid van soldeerdamp, nu een kleine soldeerbout (ter grootte van een pen) wordt gebruikt dat niet veel damp produceert en deze damp grotendeels door luchtafzuiging wordt weggevangen. In deze zeer minimale hoeveelheden soldeerdamp heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen knelpunt gezien. Deze toelichting is inzichtelijk en goed te volgen. Geen aanleiding wordt gezien te twijfelen aan de belasting van rook in de functie. De enkele stelling is onvoldoende om te twijfelen aan de gemotiveerde rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de beschrijving van de arbeidskundig analist. Appellante heeft ter onderbouwing van haar stelling geen nadere gegevens ingebracht. Dit betekent dat de rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 15 april 2018 heeft berekend op 62,26%. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) M. Géron

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld
2.onder meer de uitspraak van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343
3.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737
4.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY6390