ECLI:NL:CRVB:2021:1133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding door het Uwv na nabetaling arbeidsongeschiktheidspensioen
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Limburg met betrekking tot schadevergoeding door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na nabetaling van arbeidsongeschiktheidspensioen aan appellanten. Appellanten, die een nabetaling van respectievelijk € 12.952,49 en € 45.512,32 hebben ontvangen van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), stellen schade te hebben geleden door het niet tijdig verstrekken van informatie door het Uwv aan het PFZW. Ze claimen zowel materiële als immateriële schade, waaronder gemiste wettelijke rente en negatieve fiscale gevolgen.
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het Uwv niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat het pas gehouden was tot informatieverstrekking aan het pensioenfonds nadat het fonds daarom vroeg. Appellanten hebben in hoger beroep hun standpunt herhaald dat het Uwv te laat heeft geïnformeerd en dat dit hen schade heeft berokkend. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit, en dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraken van de rechtbank worden bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 11 mei 2021.