ECLI:NL:CRVB:2021:1125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1990, heeft tot april 2012 MBO-onderwijs gevolgd en heeft vanaf oktober 2007 in korte dienstverbanden gewerkt. Na een medische ingreep in 2014 heeft hij op 2 maart 2017 een Wajong-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant na zijn achttiende verjaardag arbeidsongeschikt was geworden en niet voldaan had aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing.
In 2017 heeft appellant verzocht om herziening van het besluit, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe medische informatie was. Na een inhoudelijk onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellant op zijn achttiende verjaardag over arbeidsvermogen beschikte, heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant op zijn achttiende verjaardag niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De Raad heeft benadrukt dat bij een laattijdige aanvraag een retrospectieve beoordeling moet plaatsvinden en dat het voor risico van appellant komt als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over zijn gezondheidstoestand op dat tijdstip. De Raad heeft de conclusie van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bevestigd dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om eenvoudige taken uit te voeren en dat het Uwv terecht de Wajong-uitkering heeft geweigerd.