Uitspraak
19.698 WIA, 19/915 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.335,-;
- bepaalt dat van het Uwv een griffierecht wordt geheven van € 541,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het beroep van betrokkene, die de onderneming [onderneming] had overgenomen, gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd. Het Uwv had betrokkene aangesproken voor het verhaal van een WGA-uitkering van een ex-werknemer, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv niet bevoegd was om deze uitkering te verhalen op betrokkene, omdat zij geen eigenrisicodrager was. Het Uwv stelde in hoger beroep dat de Wet WIA hen wel degelijk de bevoegdheid gaf om te verhalen op betrokkene. De Raad heeft echter geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor een dergelijke interpretatie en dat het Uwv geen grondslag heeft voor het verhaal van de uitkering. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van betrokkene moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.335,- en dat er griffierecht van € 541,- moest worden geheven.