ECLI:NL:CRVB:2021:1094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen uit dezelfde oorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAO-uitkering had aangevraagd na een verslechtering van zijn gezondheid. Appellant, die bekend is met het syndroom van Marfan, had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt was bevonden. Na een melding van verslechtering in 2017, heeft appellant verzocht om herziening van zijn uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de nieuwe klachten voortkwamen uit een andere oorzaak, namelijk perianale abcessen, en niet uit de eerder vastgestelde linker heupklachten.
De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde oorzaak als voorheen, en dat de eerdere WAO-uitkering niet kon herleven. De Raad volgde de medische beoordeling van het Uwv en oordeelde dat de klachten van appellant niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als die waarvoor eerder een uitkering was toegekend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke voorwaarden voor het toekennen van een WAO-uitkering, met name dat toegenomen arbeidsongeschiktheid moet voortkomen uit dezelfde oorzaak als de eerdere uitkering. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.