In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep van verzoekster, een B.V., tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een schadevergoedingsverzoek van verzoekster als gevolg van een onrechtmatig besluit van het Uwv van 12 januari 2017, dat leidde tot een loonsanctie. Verzoekster heeft gesteld dat zij schade heeft geleden tot een bedrag van € 22.274,06, inclusief een transitievergoeding, en heeft verzocht om vergoeding van deze schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het Uwv heeft de schadevergoeding en de verschuldigdheid van de wettelijke rente niet betwist.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aansprakelijk is voor de schade die verzoekster heeft geleden door het onrechtmatige besluit. De Raad heeft eerder, op 5 juli 2019, al een uitspraak gedaan waarin het besluit van het Uwv werd vernietigd en het beroep van verzoekster gegrond werd verklaard. In de huidige uitspraak heeft de Raad de schade vastgesteld op € 22.274,06, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het herroepen besluit. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 534,-. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van overheidslichamen bij het nemen van besluiten en de gevolgen van onrechtmatige besluiten voor betrokken partijen.