ECLI:NL:CRVB:2021:1008
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 oktober 2019. De appellant, die sinds 7 december 2012 bijstand ontvangt, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep door de rechtbank. De rechtbank had geoordeeld dat er onvoldoende procesbelang was, omdat de appellant het re-integratietraject bij De Werkplaats had afgerond en er geen maatregelen meer tegen hem zouden worden opgelegd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De wens van de appellant om een inhoudelijk oordeel te krijgen over de verplichtingen die aan de deelnemersovereenkomst waren verbonden, was niet voldoende om procesbelang aan te nemen. De Raad oordeelde dat het college ter zitting had meegedeeld dat het nog niet vaststond dat de appellant opnieuw verplicht zou worden deel te nemen aan een vergelijkbaar traject. Bovendien waren de verplichtingen aan het traject inmiddels veranderd.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van J.B. Beerens als griffier.