ECLI:NL:CRVB:2021:1006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die zich sinds 2010 ziek had gemeld vanwege psychische klachten, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2016, waarbij appellant werd beoordeeld op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), werd vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 3 maart 2017.
De rechtbank had een deskundige benoemd die concludeerde dat appellant lijdt aan een persisterende chronische aanpassingsstoornis, wat leidt tot lichte tot matige beperkingen. De deskundige stemde in grote lijnen in met de FML, maar gaf aan dat er mogelijk aanvullende beperkingen nodig waren voor zelfstandig en doelmatig handelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep oordeelde echter dat de FML geen aanpassing behoefde, omdat er geen ernstige stoornis was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de deskundige meer beperkingen had geadviseerd, maar de Raad oordeelde dat de FML voldoende was en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet opgingen en dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was.