ECLI:NL:CRVB:2020:996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
17/2540 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van zorgscore en Beoordelingskader BUK

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aanvraag van appellante om dubbele kinderbijslag voor haar zoon, bij wie PDD-NOS is vastgesteld. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de zorgscore van de zoon niet voldeed aan de vereisten voor dubbele kinderbijslag. De Svb baseerde zich op het advies van het CIZ en het Beoordelingskader BUK, waarin is vastgesteld dat de zoon geen intensieve zorg nodig heeft.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De Svb werd vertegenwoordigd door een medewerkster. Appellante betoogde dat de zorgscore van haar zoon onterecht was vastgesteld en dat er meer punten toegekend hadden moeten worden, met verwijzing naar eerdere besluiten en rapporten over de zorgbehoefte van haar zoon.

De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de zorgscore van de zoon te herzien. De Raad bevestigde dat het Beoordelingskader BUK als vaste gedragslijn kan worden gehanteerd en dat de Svb het advies van CIZ terecht aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. Er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

17.2540 AKW

Datum uitspraak: 22 april 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 maart 2017, 16/4190 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Herder.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij de zoon van appellante, [naam zoon] , geboren [in] 2000, is PDD-NOS vastgesteld.
1.2.
Appellante heeft op 25 februari 2016 bij de Svb een aanvraag om dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] ingediend.
1.3.
Bij besluit van 20 april 2016 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 20 oktober 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 20 april 2016, onder verwijzing naar het advies van CIZ en het daarbij gehanteerde Beoordelingskader Buk (Beoordelingskader), ongegrond verklaard. [naam zoon] heeft geen intensieve zorg als bedoeld in het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Zijn zorgscore is vastgesteld op 1 punt (op het item ‘alleen thuis zijn’), terwijl gelet op zijn leeftijd van 15 jaar op de peildatum 1 januari 2016 een minimale zorgscore van 3 punten vereist is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daartoe onder meer het volgende overwogen. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het advies van CIZ onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat de inhoud van het advies niet juist of volledig is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de door CIZ aan de verschillende items toegekende scores. In het advies is voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom aan de items ‘eten en drinken’, gedrag’, ‘begeleiding buitenshuis’ en ‘bezighouden, handreikingen’ geen score is toegekend. De Svb heeft het advies van CIZ dan ook aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Zij heeft aangevoerd dat ook op het item ‘gedrag’ een score van één punt moet worden toegekend. Appellante verwijst naar een besluit van 3 april 2017 van de gemeente [gemeente] waarin jeugdhulp aan [naam zoon] is toegekend, een rapport van een psychologisch onderzoek van 16 juni 2017 en een brief van 13 februari 2018 van GZ-psycholoog J. Broekman.
4. De medisch adviseur van CIZ heeft de door appellante in hoger beroep overgelegde stukken beoordeeld. Deze beoordeling heeft er toe geleid dat ook op het item ‘bezig houden, handreikingen’ 1 punt is toegekend, zodat de zorgscore op de peildatum 2 punten is. De medisch adviseur heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het in de bezwaarfase gegeven advies dat het gedrag van [naam zoon] niet tot een punt op het item ‘gedrag’ leidt. Uit de beschikbare objectieve informatie blijkt geen noodzaak voor permanent toezicht in verband met door de gehele dag heen voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties als gevolg van zijn aandoening. Gelet op de zorgscore van 2 punten heeft de Svb de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag gehandhaafd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Voor het wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
5.2.
CIZ hanteert bij de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het Beoordelingskader BUK (Beoordelingskader). Hierin is bij tien items uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.
5.3.
Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen. Zie de uitspraak van 19 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029.
5.4.
In wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de door de Svb in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor [naam zoon] onjuist is. Ook de door appellante ter zitting aangehaalde passage uit de brief van GZ-psycholoog J. Broekman, te weten dat [naam zoon] op alle genoemde domeinen van de zelfredzaamheid intensieve begeleiding en continue stimulering nodig heeft, leidt niet tot het oordeel dat op het item ‘gedrag’ een score van 1 punt moet worden toegekend. Uit het Beoordelingskader volgt immers dat op het item ‘gedrag’ alleen wordt gescoord indien er permanent toezicht is in verband met door de gehele dag heen voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties.
5.5.
Gelet op het hiervoor overwogene slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van F.E.M. Boon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) F.E.M. Boon