ECLI:NL:CRVB:2020:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen voorwaardelijk strafontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 18 december 2018 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bevestigd. Appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, kreeg in 2017 een voorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het negeren van uitnodigingen voor gesprekken met zijn leidinggevende en het niet op de juiste wijze opnemen van verlof. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de berisping die hem eerder was opgelegd en heeft ook geen hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank over zijn voorwaardelijk strafontslag.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, wat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafontslag rechtvaardigt. De Raad oordeelt dat de schorsing van appellant en het verbod om op de werkplek te verschijnen gerechtvaardigd zijn, gezien de ernst van de verweten gedragingen. De Raad bevestigt dat de eerder opgelegde disciplinaire maatregel van ontslag terecht is uitgevoerd, omdat het vertrouwen in appellant door zijn gedrag ernstig is geschaad.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.