Uitspraak
19/2929 PW
PROCESVERLOOP
J.C.N. van Dijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) aan appellante, die sinds 17 maart 2017 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had de bijstand opgeschort omdat appellante niet alle gevraagde gegevens, waaronder bankafschriften, had ingeleverd. Appellante had op 24 augustus 2018 enkele gegevens overgelegd, maar de bankafschriften ontbraken.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad stelde vast dat appellante de gevraagde bankafschriften niet binnen de gestelde termijn had verstrekt en dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij hiertoe niet in staat was. De medische situatie van appellante was niet voldoende om aan te tonen dat zij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier I.A. Siskina, en werd openbaar uitgesproken op 14 april 2020.